Lerarencoöperatie
Inleiding
De Vrije School Utrecht is de eerste school in Nederland waar de zeggenschap over de school formeel in handen is van de leerkrachten en overige medewerkers en wel in de vorm van een coöperatie.
Op 8 maart 2006 is de stichting De Vrije School Utrecht omgezet in de Coöperatie De Vrije School Utrecht U.A..
Hiermee is een lang proces van het zoeken naar de juiste vorm om met name de leerkrachten een bepalende stem te geven in het beleid van de school afgesloten. De coöperatie biedt tevens de vorm waarbinnen het door ons gewenste pedagogisch ondernemerschap uitgewerkt kan worden.
Onderstaand artikel biedt u de achtergronden van het 'waarom?' van de lerarencoöperatie.
Volledige betrokkenheid van onderop
De Vrije School Utrecht werkt aan lerarenzelfbestuur in de vorm van een coöperatie
Emmanuelle Silvius
Lerarenzelfbestuur is een bekend begrip voor Vrije Scholen. Lerarenzelfbestuur in de vorm van een lerarencoöperatie is wel een noviteit. De Vrije School Utrecht verwacht dit jaar een coöperatie van leraren op te richten. De statuten en het huishoudelijk reglement van de coöperatie liggen momenteel voor ter besluitvorming. Als alle betrokkenen groen licht geven, start het team in het nieuwe schooljaar als coöperatie i.o. (in oprichting).
Van feitelijk naar formeel lerarenzelfbestuur
Tien jaar geleden besloot de Vrije School Utrecht met lerarenzelfbestuur te werken. Na de pioniersfase waarin het bestuur van de stichting een grote invloed had, leefde zowel bij het team als het bestuur de behoefte om de organisatie van de school te herzien. De eenheid van het pedagogische en bestuurlijke proces, waarbij het algemeen bestuurlijk beleid zich volledig moet richten naar het pedagogische beleid, was het uitgangspunt voor de nieuwe organisatieschets. Vertaald naar de praktijk betekende dit vertrekpunt dat de leraren leidend werden in het besturen van de school. Aangezien zij zelf niet de tijd en - in sommige gevallen - de specialistische kennis hadden om al het werk zelf te doen, werd het lerarenbestuur aangevuld met ouders of professionals van buiten de school. Deze laatste groep vormde het formele bestuur (de stichting die de school in stand houdt). Leraren en bestuursleden vormden samen de beleidsvergadering, die het feitelijke bestuursorgaan was. De uitvoering van het bestuurlijke werk werd verdeeld over diverse werkgroepen.
Tien jaar lang was er dus sprake van een feitelijk lerarenzelfbestuur. De verantwoordelijkheden van de leraren waren namelijk niet geformaliseerd. Deze situatie begon dan ook op een aantal punten te knellen. Begin 2004 werd besloten dat het lerarenzelfbestuur zoals dat in de praktijk al bestond, verbeterd moest worden op een aantal punten: de school was op zoek naar een vorm die meer transparantie, een snellere besluitvorming en meer discipline zou waarborgen. Drie opties werden verkend:
- Leraren opnemen in het bestuur van de Stichting Vrije School Utrecht
- Een lerarencoöperatie vormen
- Een maatschap vormen
De coöperatie in het onderwijs biedt een breed scala aan mogelijke toepassingen: een groep schoolbesturen kan coöpereren op een of meer deelbelangen. We spreken in dit geval van een coöperatie van rechtspersonen. Daarnaast kan een coöperatie ook gevormd worden door natuurlijke personen. De coöperatie van leraren – of van onderwijspersoneel in bredere zin – is hier een voorbeeld van. Vanuit een aantal belangrijke bewegingen in het onderwijs is de VBS gestart met het ontwikkelen van het model van een lerarencoöperatie. Het organiseren van ruimte voor professionals, betrokkenheid van onderop en pedagogisch ondernemerschap onder leraren waren leidend hierbij.
De keuze voor de coöperatie
Al vrij snel viel de keuze op de coöperatie. Deze vorm sprak het meeste aan. Het coöperatieve model bevat twee belangrijke elementen die de kern raken van het Vrije School onderwijs:
- De autonomie van de leerkracht is het uitgangspunt: de leraar moet
vanuit zijn eigen inzicht en professionaliteit vorm geven aan het
onderwijsproces.
- Het primaire proces moet leidend zijn in het algemeen bestuur en
beheer van de school.
Verder bood de coöperatie het beste antwoord op de punten waar het lerarenzelfbestuur dat feitelijk al in de praktijk werd gebracht in de school, verbeterd moest worden: meer transparantie, een snellere besluitvorming en meer discipline.
Ik ben er hartstikke trots op dat we als team besloten hebben de verantwoordelijkheid te willen dragen voor ons eigen beleid en dat we daarbij van onderen naar boven werken in plaats van andersom, zoals meestal de norm is.
Ron Boels, leerkracht Vrije School Utrecht
De keuze voor een variant
Het model van de lerarencoöperatie kan op diverse manieren ingevuld worden. De varianten bewegen zich van volledig lerarenzelfbestuur (de coöperatie wordt bevoegd gezag van de school, de leraren worden verantwoordelijk voor de totale organisatie) tot zelfsturing op (een aantal aspecten van) het primaire proces.
Aanvankelijk wilden de medewerkers van de Vrije School Utrecht de zelfsturing in de coöperatie alleen op het primaire proces richten en de coöperatie van leraren niet tot bevoegd gezag te maken van de school. Dit leek de meest voor de hand liggende en eenvoudige variant:
- De bestaande stichting kon in stand blijven.
- De leraren coöpereerden alleen op dat stuk waar zij verantwoordelijkheid
wilden dragen: het primaire proces.
In het wegen van de diverse varianten met de uitgangspunten die de medewerkers hadden opgesteld, werd echter gaandeweg duidelijk dat de meest verregaande variant van het model de meest heldere en simpele variant was.
De “lichte” variant (alleen coöpereren op het primaire proces) bleek bij het nader onderzoek zeer zware consequenties te hebben voor de rechtspositie van leraren. Verder zou het bestuur van de stichting juist meer invloed krijgen dan in de huidige situatie, hetgeen nu juist niet de beweging was die men wilde maken.
Het keuzeproces mondde dus uit in het besluit dat de leraren in de coöperatie de totale verantwoordelijkheid voor de school op zich gaan nemen. Dat wil niet zeggen dat ze ook alles zelf doen. Zo gaan de leraren zich niet bezig houden met het financieel management en de administratie.
Tenslotte dient nog het volgende opgemerkt te worden: tot nu toe spreken we over een coöperatie van leraren; zij zijn immers de dragers van het primaire proces en daarmee leidend in de school. Met het besluit dat de coöperatie bevoegd gezag van de school wordt, is bepaald dat alle medewerkers met een vast dienstverband lid van de coöperatie zijn. In concreto gaat het om 24 personeelsleden, variërend van leraren, klassenassistenten tot de conciërge
Tegenwoordig wordt er in onderwijsland veel gesproken over pedagogisch ondernemerschap. Wij willen dat op de Vrije School Utrecht heel serieus nemen, tot op het juridische niveau toe. Wij voelen ons pedagogisch ondernemers met een gezamenlijk doel. Daarom hebben wij ons verenigd in deze lerarencoöperatie. De pedagogie bepaalt het beleid (en economische en politieke belangen zijn daaraan ondergeschikt). Bij ons ontstaat beleid dus echt op de werkvloer. Het management voert dat beleid uit. Daardoor werk ik dus met een zeer gemotiveerd team! Janneke van der Torn, schoolleider Vrije School Utrecht
De rol van de ouders in de coöperatie
De ouders houden een rol in de MR. Zij “verliezen” hun rol in het bestuur van de school. Dit laatste heeft echter weinig stof doen opwaaien. De huidige stichting staat ver van de ouders af. Het bestuur vormt een redelijk gesloten clubje waarin de bestuursleden door coöptatie gekozen worden De laatste jaren waren zeer weinig ouders actief in het bestuur.
Wat de ouders wel zeer belangrijk vonden bij het inrichten van de coöperatie, was het organiseren van goed toezicht op de coöperatie (Raad van Toezicht).
Uitgangspunt is dat de leerkrachten als professionals daadwerkelijk verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen voor hun school. De coöperatie maakt dit in de rechtsvorm mogelijk. Daar iedereen lid is van de coöperatie, is een ieder mede-eigenaar van de school. Hierdoor kan elk lid ook daadwerkelijk invloed uitoefenen op het beleid van de school.Harrie Stokkel, bestuurslid Vrije School Utrecht
Veranderingen ten opzichte van de huidige situatie
Zoals gezegd, werkt de Vrije School Utrecht al tien jaar met lerarenzelfbestuur. Wat dat betreft lijkt met de coöperatie geen grote omwenteling tot stand te worden gebracht. De school trekt een jas aan die haar past. Wel wordt op een aantal punten meer helderheid en structuur gebracht. Dit zorgt al met al toch voor veranderingen ten opzichte van de huidige situatie:
• Lidmaatschap van de coöperatie is niet verblijvend. Alle medewerkers
denken en beslissen mee in de algemene ledenvergadering. Deelname
aan de zogenaamde beleidsvergadering die tot nu toe een belangrijke rol
vervulde, was niet verplicht. In de praktijk nam ongeveer de helft van
team deel aan deze maandelijkse vergadering. Dit gegeven hoeft geen probleem te vormen voor de coöperatie. Een (coöperatieve) vereniging kent altijd meer en minder actieve leden. In de lerarencoöperatie draagt het geheel (de ALV en het daaruit gekozen bestuur) verantwoordelijkheid voor de koers van de school, maar niet iedereen hoeft even actief een rol te spelen.
• In het verleden werd de school geleid vanuit verschillende mandaatgroepen. Deze vervallen nu. De dagelijkse leiding voor de coöperatie ligt op één plek: bij het coöperatiebestuur. Wel kunnen (eventueel) werkgroepen blijven bestaan.
• De taak van de schoolleider wordt uitgebreid met een bestuursverantwoordelijkheid voor de coöperatie. Bestuur en dagelijkse leiding van de coöperatie zijn namelijk in elkaar geschoven gezien de kleine schaal van de school.
• Er wordt veel meer gekoerst op professionalisering van de organisatie. Het oprichtingsproces van de coöperatie heeft het team veel bewuster gemaakt van de expertise die nodig is om een school goed te runnen.
• Het feit dat de verantwoordelijkheid van de teamleden geformaliseerd wordt, brengt een cultuuromslag met zich mee: teamleden moeten elkaar durven aanspreken op taken en verantwoordelijkheden.
Lerarenzelfbestuur is voor mij altijd een vanzelfsprekend onderdeel geweest van de Vrije School Utrecht.
Het was echter eerder een gevoel dan een bewust kunnen hanteren van de verschillende praktische en juridische kanten van dit alternatieve concept. Door de afgelopen twee jaar met al die verschillende vormen, vanwege het omvormingsproces te moeten worstelen, is het wel echt gaan leven. Ron Boels, leerkracht Vrije School Utrecht
Dialoog en discussie in het oprichtingsproces
Terugkijkend op het oprichtingsproces geven de bestuursleden in spe aan dat er twee belangrijke discussiepunten waren:
De bevoegdheden van de Raad van Toezicht
Belangrijkste vraag was of de Raad van Toezicht zelfstandig mag ingrijpen en het bestuur kan overnemen in lastige situaties. Dit was vooral een belangrijk punt voor de ouders uit de MR. Zij stonden erop dat er stevig toezicht georganiseerd zou worden. Uiteindelijk is er niet voor gekozen om de Raad van Toezicht de bevoegdheid te geven zelfstandig in te grijpen. Het team vond dat dit model teveel het coöperatieve uitgangspunt zou aantasten: het team is zélf volledig verantwoordelijk voor het goed runnen van de school. In lastige situaties kan het team wel de Raad van Toezicht vragen om te adviseren en te bemiddelen. Het initiatief ligt dan echter bij de school.
De samenstelling van het bestuur
De ouders wilden heel graag één bestuurder, die tevens de dagelijkse leiding heeft. Deze wens kwam voort uit de behoefte om één aanspreekpunt en eindverantwoordelijke te hebben voor de school. Bij twee of meer bestuursleden viel er wat te zeggen voor een oneven aantal. Feit is wel dat de derde plek een zinvolle invulling moest krijgen. Uiteindelijk is gekozen voor een tweekoppig bestuur, waarbij de ene bestuurder (huidige schoolleider) aanspreekpunt is voor de ouders. De andere bestuurder is belast met zaken op het gebied van het beheer en de financiën.
Leren in de praktijk
Alle betrokkenen zijn nu met elkaar gekomen tot een set van afspraken. Deze zijn weergegeven in de statuten en het huishoudelijk reglement. Van een aantal spelregels zal de praktijk moeten leren of het zo goed werkt. Wellicht moeten een aantal afspraken nog onderweg veranderd of aangescherpt worden.
Op de volgende vragen moet de ervaring het antwoord vormen:
• Zijn alle leraren in staat om op bepaalde momenten hun werknemerspet af te zetten en vanuit de helikopterview van een beleidsmaker naar de schoolorganisatie te kijken?
• Wat is de best passende en meest praktische overlegstructuur in de coöperatie? Kan het aantal algemene ledenvergaderingen en werkgroepen tot een efficiënt minimum beperkt worden?
• Hoe gaat de precieze invulling van de taak van het coöperatiebestuur zich vormen?
• Hoe kunnen de leden van het coöperatiebestuur het beste beoordeeld worden in hun functioneren als medewerker?
• Leidt de coöperatie daadwerkelijk tot een totaalvisie op de schoolorganisatie en het integraal aanpakken van processen? Oftewel: is de coöperatie een antwoord op de huidige situatie waarin zaken teveel op onderdelen worden gedaan (en de integraliteit dus mist) en ad hoc gebeuren?
De tips die de Vrije School Utrecht meegeeft aan de scholen die een lerarencoöperatie willen oprichten:
1. Probeer zo snel mogelijk in kleine groepen te werken aan de inrichting van de coöperatie. Dit waarborgt een actievere deelname van alle betrokkenen, meer durf om met vragen te komen en meer gelegenheid om dieper in de materie te duiken. Kortom, een concretere en meer spannende werkvorm voor de teamleden.
2. Werk zoveel mogelijk met beelden (visualisering) en voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Teamleden praten en denken niet in bestuurlijk-juridische termen. Voor hen heeft bijvoorbeeld het woord “verantwoordelijkheid” een andere lading dan voor bestuurders (onderscheid formeel-informeel, onderscheid eigenaar-werknemer).
3. Betrek de MR zoveel mogelijk. Hoewel dit het proces kan vertragen, betaalt het zich - als het goed is - terug in de besluitvorming: het model is helder voor iedereen, de MR heeft kunnen meedenken bij de invulling, er is draagvlak gecreëerd. Verder leert de ervaring dat de nauwe betrokkenheid van de MR het proces verdiept en aanscherpt.
4. Maak een realistisch tijdpad en zet niet alles op alles om door het proces heen te jagen. Het duurt altijd langer dan je vooraf wilt en plant. Ondanks het feit dat de Vrije School Utrecht al tien jaar werkt met lerarenzelfbestuur en de gedachte niet nieuw is voor het team, kost het hele denk-, werk- en besluitvormingsproces toch nog veel tijd!
Dit artikel is gebaseerd op een gesprek met Harrie Stokkel en Janneke van der Torn. Zij zullen samen het eerste coöperatiebestuur gaan vormen.
Mocht u meer willen lezen over het model en de achtergronden van de lerarencoöperatie, dan verwijzen wij u naar het artikel dat binnenkort in NTOR zal verschijnen. U kunt een exemplaar van dit artikel opvragen bij Emmanuelle Silvius (070-331 52 53 en
silvius@vbs.nl).
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit VBSchrift, juni 2005