Route & contact
Klik op de kaart voor de route naar de drie locaties
Klas 1: start van de onderbouw en klassieke volkssprookjes
Op de vrijeschool maken we nadrukkelijk onderscheid tussen de kleuterklassen en de onderbouw, nl. klas 1 t/m 6. Omdat ons onderwijs aansluit op de behoeften en ontwikkeling van het kind vinden we dit pedagogische onderscheid heel belangrijk. Dit brengen we met de termen ‘kleuterklas’ en ‘klas 1 t/m 6’ tot uitdrukking. Dit in tegenstelling tot het reguliere basisonderwijs waar de kleuterklassen verdwenen zijn en vierjarigen beginnen in groep 1 en hun basisschoolperiode afsluiten in groep 8.
Op de vrijeschool leert de kleuter veel en hij mag dat op zijn “kleuter” wijze doen; hij wordt in geen enkel opzicht als “leerling” benaderd. Voor de 1e klassers geldt dat wel, zij zijn echt leerling geworden. Zij hebben een meester of juf die hen vertelt en vooral laat beleven hoe alles in elkaar zit. Dat is natuurlijk een overgang die praktisch elk kind graag en met plezier doormaakt. Voorwaarde is wel dat de leerstof niet abstract maar beeldend en fantasievol wordt gebracht. Leerstof moet feitelijk “leef” stof zijn.
‘Wij gaan leren lezen’. Met hoge verwachtingen starten de kinderen in klas 1. Nu komt het er op aan; zij zijn echt groot en gaan behoren tot die geheimzinnige wereld van de grote school. Samengedromd bij de schooldeur, de één verlegen, de ander juist heel druk en overmoedig, staan ze letterlijk klaar om de drempel over te stappen. Al na een week hebben ze hun juf of meester, vaak tot wanhoop van de ouders, hoog op een voetstuk geplaatst. De zekerheid van zo hoort en zo gaat het is nog heel belangrijk voor de kinderen. En omdat de kinderen uit verschillende kleuterklassen komen, moet daar veel aandacht aan worden besteed. Ze brengen immers verschillende gewoontes mee. Het duurt een paar maanden voor ze een groep vormen. Ze leren niet alleen elkaar kennen, maar ook de gewoontes van de lagere school en dat gaat niet altijd zonder slag of stoot. Veel kinderen hebben halverwege het jaar een dip, waarin ze graag weer eens op bezoek gaan in de kleuterklas; om te spelen, of om te helpen, of om gewoon weer even lekker helemaal niets te hoeven.
Alle lesstof wordt aangeboden vanuit de motoriek. Er worden lettervormen gelopen, groot in de lucht getekend, of klein op de rug van een klasgenootje. Er wordt heen en weer gesprongen op de getallenlijn, gestampt en geklapt om de tafelrijen te leren herkennen. Hinkelen, springen en ook kringspelen maken deel uit van de lesstof. Eerst doen, dan beleven en tenslotte begrijpen is het motto. De kinderen raken vaardiger en steeds meer thuis in hun lichaam. En pas wanneer ze voldoende hebben bewogen, voldoende tot in de tenen zijn geactiveerd, heerst er in de klas de rust en concentratie die nodig is om te kunnen “werken”.
De eerste klas is de klas waarin op veel gebieden de basis wordt gelegd, maar ook wordt verder gewerkt aan activiteiten waarvoor al in de kleuterklas een basis is gelegd. Er wordt veel aandacht besteed aan vaardigheden die nodig zijn voor het verdere leren: bijvoorbeeld de schrijfmotoriek en de juiste schrijfwijze van letters, de pengreep, of het leren onderscheiden van klank en betekenis van een woord. Bij het rekenen verkennen de kinderen de wereld van de getallen met behulp van concreet materiaal. Ze beginnen met automatiseren en maken kennis met het tientallig stelsel. In de eerste klas wordt de overgang gemaakt van het meer impliciete leren van de kleuterklas, naar het expliciete leren van de benedenbouw.
Een aantal maal per week wordt er een sprookje verteld. Tijdens het verhaal wordt het stil in de klas, vaak nog met een duim in de mond leven de kinderen mee met de verhalen waarin het goede altijd overwint.